Wijkverpleegkundige werkt ook als praktijkondersteuner: 'ideale combibaan'
6 maart 2024
Artikel Nursing Magazine, 6 maart 2024
Carin de Bie is wijkverpleegkundige bij ZuidZorg in Eindhoven en werkt twee middagen in de week als praktijkondersteuner ouderenzorg bij een huisartsenpraktijk (POH).
Toen wijkverpleegkundige Carin de Bie werd gevraagd of ze haar baan wilde combineren met twee middagen bij de huisarts als praktijkondersteuner (POH) ouderenzorg hoefde ze niet lang na te denken. ‘Ik hou van mijn vak,’ zegt ze, ‘daar wil ik ook helemaal niet mee stoppen, maar het leek me een leuke aanvulling op mijn vak. Als POH ouderenzorg ben je net even op een andere manier bezig, je richt je meer op preventie en probeert zolang mogelijk te voorkomen dat mensen meer zorg nodig hebben. Dat is een andere insteek.’
Versterking eerstelijnszorg
Nu mensen zo lang mogelijk zelfstandig thuis blijven wonen, past de combibaan in de trend om met meer samenwerking tot versterking van de eerstelijnszorg te komen. Meerdere thuiszorgorganisaties zijn hiermee bezig. In samenwerking met een huisartsenorganisatie startte ZuidZorg in september 2023 een pilot in twee praktijken in Eindhoven. ‘Onze insteek is dat we het vak van de wijkverpleegkundige interessanter en aantrekkelijker willen maken,’ zegt Carmen van Hout, business partner en preventiemedewerker bij ZuidZorg. ‘Wij zien namelijk wijkverpleegkundigen de zorg verlaten. Dat komt niet omdat ze zo ontevreden zijn over hun rooster, want bij ons is het echt wel mogelijk roosters aan te passen aan de levensfase waarin je zit. Eerder zoeken ze een nieuwe uitdaging, zoals in deze combibaan.
Met deze pilot willen we de meerwaarde aantonen van de wijkverpleegkundige in de huisartsenpraktijk. Wijkverpleegkundigen hebben al een volledig beeld van de cliënt en kunnen in de praktijk makkelijker schakelen met de huisarts en met hun kennisnetwerk van andere disciplines zoals fysio- en ergotherapeuten, een mantelzorgnetwerk of maatschappelijk werk waardoor ze interventies kunt organiseren waar een POH op dat moment misschien niet aan denkt.’
Toegevoegde waarde
Dat de wijkverpleegkundige van toegevoegde waarde is in de huisartsenpraktijk staat voor De Bie buiten kijf. ‘Huisartsen zijn gericht op de directe zorg, ze werken grotendeels vanuit hun praktijk met tienminutenconsulten en als een patiënt geen visite aanvraagt, heeft de huisarts soms geen idee van de thuissituatie. Wij kijken vaak ook een beetje anders naar de cliënt, namelijk naar wat mensen niet zeggen. Hoe loopt iemand naar het koffiezetapparaat, kunnen ze dat bedienen, staat de koelkast vol etenswaren die over de datum zijn? En we weten onze weg in de wijk. Huisartsen missen die informatie vaak. Soms weten ze ook echt niet welke thuiszorgorganisatie voor welke patiënt zorgt, want daar heb je er in wijk wel twintig van. Dankzij het kortere lijntje dat er nu is, kan de huisarts mij heel direct inschakelen om naar een thuissituatie te gaan kijken als hij het idee heeft dat er meer speelt. Daarmee voorkom je crisissituaties.’
Nauw samenwerkend met de huisarts leert De Bie iets dat ze ook graag aan haar collega’s in het wijkteam meegeeft; namelijk hoe stel je vragen aan de huisarts. ‘Wijkzorg en huisartsenzorg zitten vaak op een andere golflengte. Wat een heldere communicatie voor mij is, is dat niet per se voor de huisarts die toch op wat meer afstand staat van de patiënt. Ik kan er niet vanuit gaan dat de huisarts de situatie wel kent, dus moet ik specifiek uitleggen wat ik zie. Je moet bijvoorbeeld niet een visite aanvragen op basis van dat de patiënt benauwd is, maar heel concreet aangeven wat je ziet: snelle ademhaling, de gelaatskleur, kleur van de lippen, het gebruik van hulpademhalingsspieren etc.’
Leren in de praktijk
Op een middag bij de huisarts, heeft De Bie overlegmomenten met collega’s POH en de huisarts, belt ze patiënten met uitslagen of te checken hoe het gaat en legt ze gemiddeld twee huisbezoeken af. ‘Dat gebeurt op initiatief van de huisarts of van mij. De huisartsenpraktijk werkt met een kwetsbare oudermodule, waaraan voorwaarden zoals leeftijd, medicijngebruik, co-morbiditeit en klein netwerk zijn verbonden. Die mensen hebben wat meer aandacht nodig. De visites die ik als POH afleg verlopen rustiger dan in de drukke wijkverpleegkundige praktijk. Er is meer tijd om iets te bespreken. Wat me opvalt is dat mensen die nog niet zo veel zorg nodig hebben, eerder bereid zijn om wat uit te proberen aan preventieve maatregelen en erover nadenken wat ze zelf kunnen doen. Ik geef dan tips voor aanpassingen in huis, zorg en ondersteuning in de wijk. Het hoeft helemaal niet moeilijk te zijn.’
De Bie heeft niet de officiële opleiding tot POH ouderenzorg of POH somatiek gevolgd. Het is vooral leren in de praktijk. Daarbij krijgt ze begeleiding van een ervaren POH-ouderenzorg die in de huisartsenpraktijk haar collega is. De Bie: ‘Zij weet hoe de computersystemen werken en wat er wel en niet hoort bij de taken van een POH, zodat ik mijn grenzen kan bewaken. Als wijkverpleegkundige weet je meestal alleen wat je cliënten en hun familie je vertellen en minder van de medische achtergrond. Ben je officieel opgeleid als POH, dan mag je net iets meer dan ik, bijvoorbeeld herhaalrecepten uitschrijven. Gaandeweg leer ik van de huisarts wel meer over de samenhang van diverse klachten en lichamelijke aandoeningen en interacties van medicatie zodat ik ook beter verbanden daartussen kan leggen. Waar ik dan wel weer net wat meer van afweet dan een POH is hoe je, heel praktisch, een wond moet verzorgen.’
Meer overeenkomsten dan verschillen
Maar eigenlijk zijn er meer overeenkomsten dan verschillen tussen wijkverpleegkundigen en POH’s ouderenzorg, vindt De Bie. Van Hout beaamt dat. ‘Daarom is het ook zo zonde dat wijkverpleegkundigen de wijkzorg verlaten en om een opleiding tot POH te gaan volgen. Ze verliezen dan de binding met de wijk die juist zo belangrijk is. Dat wil overigens niet zeggen dat je dan op alleen maar combifuncties moet overgaan, want gezien de vergrijzing en mensen die langer thuis wonen heb je ook POH’s ouderenzorg hard nodig.’
De Bie ervaart dat de twee rollen al snel ook door elkaar lopen. ‘Dan ben ik aan het werk als wijkverpleegkundige en krijg ik telefoontjes van familie van cliënten bij wie ik als POH ben geweest. Ik neem dat telefoontje wel aan en probeer de actie die daaruit komt zoveel mogelijk naar die twee middagen te verplaatsen. Hetzelfde gebeurt als ik als POH aan het werk ben, dus dat vereist wat flexibiliteit.’
Van Hout ziet het liefst dan beide functies tot één baan versmelten. ‘Nu ben je ’s ochtends wijkverpleegkundige en ’s middags POH. Maar is het niet handiger om de gecombineerde baan gedurende de hele dag uit te voeren? Als je dan ’s ochtends als wijkverpleegkundige je routes draait, kun je ook je taken als POH uitvoeren en vice versa in de middag.’
In dat verband ziet ze ook toekomstperspectief in een aanvullende scholing voor de wijkverpleegkundige/POH ouderenzorg op de somatische kant. ‘Het is wel zo makkelijk dat je bijvoorbeeld een diabetes cliënt niet alleen insuline inspuit, maar dat je ook de bijspuitschema’s kunt maken. Nu moet je nog schakelen naar de POH somatiek, terwijl je als wijkverpleegkundige wel de kennis hebt over diabetes.’
Succesvolle pilot
De bevindingen van de pilot tot zover zijn voor alle betrokkenen positief. Dit jaar breidt het uit met twee andere huisartsenpraktijken. Van Hout wil wel meer, maar dat hangt af op welke wijze dit gefinancierd wordt. Voorlopig is dat nog uit subsidiegelden. Van Hout benadrukt nog eens hoe belangrijk de combifunctie voor de toekomst is. ‘Ik zie perspectief voor een nieuwe generatie wijkverpleegkundigen die al opgeleid wordt met een brede visie op de eerstelijnszorg en meer gericht is op preventie. Ook voor hen is zo’n combifunctie interessant. We scheppen er werkgelegenheid mee. Bovendien is het heel belangrijk,’ voegt ze hieraan toe, ‘dat we de zorg vanuit één centraal punt gaan organiseren. In Eindhoven heb je superveel partijen die in dezelfde wijk werken en cliënten zien veel verschillende gezichten. Als je dat gat kunt verkleinen door in ieder geval één functie te combineren en de juiste zorg op de juiste plek te leveren, dan is dat goed nieuws voor de cliënt.
De Bie wil niet meer terug naar één functie. ‘Als je als wijkverpleegkundige je werk nog heel leuk vindt en je wilt toch iets meer, dan is dit de ideale combinatie vanwege de afwisseling. Ik ervaar het een verdieping van mijn vak omdat ik meer tijd heb voor mensen en meer leer. Het enige nadeel vind ik het andere computersysteem waarin ik administratie moet verwerken. Het valt me van mezelf tegen dat ik het zo ingewikkeld vind. Gelukkig krijg ik alle hulp, ik heb aardige collega’s.